zondag 23 maart 2014

Hoe een klassieker insipreert tot een opvolger: BMW 507 versus BMW Z8




Een tijdloze klassieker kan als inspiratie dienen voor een nieuwe creatie, die op zijn beurt ook weer de geschiedenisboeken haalt. Dat is het geval met de BMW 507 en zijn feitelijke opvolger, de Z8.

 
Als ze naast elkaar staan zijn de invloeden heel goed te zien. En BMW had ze naast elkaar gezet op de Techno Classica van vorig jaar. De editie van Europa's grootste klassiekerbeurs in het Duitse Essen voor dit jaar staat weer voor de deur, van 27 tot en met 30 maart.

De BMW 507 kwam in 1956 op de markt op aandringen van de Amerikaanse autohandelaar Max Hoffman. Deze dealer was invloedrijk, want hij was ook de man die Mercedes aanspoorde om de 300 SL te ontwikkelen. Hoffman had volop rijke clientele in de Verenigde Staten die gerieflijk en snel wilden toeren in een mooie tweezits roadster. De BMW kon het gat vullen tussen de goedkopere MG's en de extreem dure Mercedes. En zo geschiedde.

Ontwerp

Hoe belangrijk Hoffmans positie was, blijkt wel uit het feit dat hij een stem in het ontwerp had. Hoffman bracht graaf Albrecht von Goertz aan bij BMW om de auto te tekenen. De Duitse graaf had het oog van Hoffman getrokken door zijn ontwerpen voor Studebaker. Later zou Von Goertz ook de Datsun 240Z tekenen. Dat model is voor dat merk net zo'n belangrijke imagebuilder als de 507 voor BMW was.

Nog altijd appelleert de 507 aan alles wat een elegante roadster uit die tijd definieert: een mooie golvende taillelijn met een subtiele knik achter het portier, en een lange neus om de krachtige 3.2 liter V8 te huisvesten. Omdat de auto uiteindelijk bijna twee keer zo duur werd als de oorspronkelijk beoogde aanschafprijs, werd het commercieel geen succes. In plaats van de gewenste paar duizend exemplaren bleef de productie steken op 254 stuks. Slechts 39 daarvan vonden via Hoffman hun weg naar de VS.

Belangrijke stap

De 507 was in de jaren vijftig een belangrijke stap voor het merk BMW, want op dat moment had BMW nog lang niet het imago dat het nu heeft. Mercedes had in die tijd al een veel sterkere status en een rijkere historie van imposante modellen. Het is jammer dat BMW de 507 geen direct vervolg gaf met een nieuw prestigieus model. Pas een decennium later vestigde het Beierse merk zijn sportieve reputatie met de grote coupés uit de CS-reeks, gevolgd door de E9-modelserie.




Een echte roadster kwam er pas weer in de vorm van de Z8 (E52). BMW verraste het publiek op de IAA in Frankfurt in het najaar van 1999 met een concept die toen nog de naam Z07 droeg. Van meet af aan was duidelijk dat BMW iets bijzonders ging neerzetten. Het ontwerp is van Henrik Fisker (inderdaad, de man die later de gelijknamige elektrische auto zou ontwikkelen) die nadrukkelijk de verbinding wilde maken met de 507. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de vorm van de grille en mooie details als de kieuwen in de voorschermen.

De reacties op het conceptmodel waren overweldigend en in het voorjaar van 2000 begon de productie van de auto die als definitieve naam Z8 droeg. De wagen kreeg de V8 met 400 pk uit de BMW M5 (E39). Na 5.700 stuks viel in 2003 het doek voor de Z8. Net als na de 507 had BMW ook na de Z8 geen directe opvolger klaarstaan.

Prijsontwikkeling

De status als klassieker blijkt wel uit de prijzen die tegenwoordig voor een Z8 gevraagd worden. Net als die voor een 507 (goede exemplaren doen meer dan een miljoen) blijven ze stijgen. Youngtimer-dealer Marco Hof heeft momenteel een Z8 staan. Hij had er tot voor kort zelfs twee, maar eentje was snel verkocht. De Z8 die er nu staat in Titansilber metallic met Sportrot lederen bekleding, heeft een prijskaartje van anderhalve ton. Het is dan ook een echt liefhebbersexemplaar dat minutieus is onderhouden en in topconditie verkeert.

Anderhalve ton is veel, maar als de prijsontwikkeling dezelfde kant op gaat als bij de 507, dan is anderhalve ton op termijn eigenlijk een koopje.

Bekijk hier de BMW 507 en de BMW Z8 gebroederlijk naast elkaar op de stand van BMW tijdens de Techno Classica in Essen in 2013:







 

woensdag 12 maart 2014

Jeff Koons maakt de BMW M3 tot een echt kunstwerk


Auto's en kunst gaan prima samen. Soms ook letterlijk, als een auto tot kunstwerk wordt gemaakt. BMW heeft een traditie op dat gebied met zijn wereldberoemde Art Cars Collection.

BMW vraagt eens in de paar jaar aan een beroemde kunstenaar om een actuele BMW-racewagen naar eigen inzicht te beschilderen. De meest recente is een BMW M3 GT2 (E92) waar kunstenaar Jeff Koons op los mocht gaan. Deze wagen deed mee aan de 24 Uren van Le Mans in 2010 en is nu onderdeel van de Art Cars Collection van het Beierse automerk.

Omdat deze week de prestigieuze kunstbeurs The European Fine Art Fair (Tefaf) in Maastricht weer begint, belichten we deze Koons-M3. Deze auto schitterde in 2011 op de Maastrichtse beursvloer te midden van de oude meesters, sculpturen en moderne werken. De wagen stond toen niet bij een galerie, maar de aanwezigheid was een geste van BMW dat de Tefaf sponsort. De sporen van de strijd op Le Mans waren nog gedeeltelijk zichtbaar op het plaatwerk.




Gevoel van snelheid
Koons is vooral bekend van zijn bombastische, bijna kitsche pop-art werken. Voor de BMW pakte hij het heel anders aan. De kunstenaar liet zich inspireren door de geschiedenis van de autosportfotografie en door de snelheid van de wagen zelf. BMW liet de Amerikaan op het circuit van Sebring meerijden in de M3 GT2 en ook in de legendarische M1 om hem zelf te laten ervaren hoe dat voelt. En daar was hij na afloop duidelijk van onder de indruk. Om dat gevoel van snelheid en energie tot uitdrukking te laten komen koos Koons voor een felgekleurd lijnenspel op een zwarte achtergrond. Vooral van voren gezien lijkt de wagen echt op je af te komen, ook als hij stilstaat.

Het optreden op Le Mans in 2010 was voor de M3 Art Car met 500 pk sterke 4.0 liter V8 niet succesvol. Nog voor het invallen van de avond viel de wagen op de baan stil door een brandstoftekort. Coureur Andy Priaulx kreeg het niet voor elkaar om op eigen kracht te pits te bereiken en dus moest het team opgeven.

Coureur en veilingmeester
De traditie van de Art Cars begon in 1975 met de Franse coureur en gediplomeerd veilingmeester Hervé Poulain. De combinatie van deze twee disciplines bracht Poulain ertoe om voorafgaand aan de 24 Uren van Le Mans aan zijn kunstvriend Alexander Calder te vragen om de BMW 3.0 CSL te beschilderen waarmee Poulain dat jaar aan de race zou deelnemen. Calder voorzag de wagen van opvallende, felgekleurde vlakken die de auto flink lieten afsteken bij de veel minder uitbundig uitgedoste concurrenten op het circuit. Na zeven uur moest de bijzondere BMW opgeven met een kapotte aandrijfas. Sindsdien zwijgen de 480 pk's van de 3.2 liter zes-in-lijn en doet hij dienst als museumstuk.

Daarmee was een traditie geboren. Later traden andere beroemde kunstenaars in Calders voetsporen, zoals Andy Warhol en Roy Lichtenstein eind jaren zeventig. In de jaren tachtig en negentig gebruikte BMW enkele serieproductiemodellen, zoals een Z1 en een 850CSi, als Art Car in plaats van racewagens en die spreken toch minder tot de verbeelding.

Verbintenis met Le Mans
In 1999 keerde BMW terug naar de verbintenis met Le Mans door een BMW V12 LMR beschikbaar te stellen waarop kunstenares Jenny Holzer mysterieuze teksten aanbracht. Die wagen deed dienst tijdens de testdag voor Le Mans dat jaar en ging daarna het museum in.

Inclusief de Koons-M3 zijn er nu 17 BMW Art Cars. Er komt voorlopig nog geen 18e, want BMW is spaarzaam met de opdrachten om de exclusiviteit van het idee in stand te houden.

Bekijk hier de BMW M3 GT2 die door Jeff Koons is omgetoverd tot kunstwerk:



Bekijk hier de volledige Art Car Collection van BMW, van Alexander Calder in 1975 tot en met Jeff Koons in 2010: