De Renault 5 Turbo met bij zijn introductie in 1980 al een icoon. Een spectaculaire verschijning met zijn extreem brede achterkant om de motor en aandrijving achterin te kunnen huisvesten. Voor die tijd was de auto ook ongehoord snel met 160 pk.
De 5 Turbo kwam er om de rallysuccessen van de Alpine A110 voort te kunnen zetten. Om kosten te besparen en ook vanwege de herkenbaarheid, wilde Renault een bestaand productiemodel als basis gebruiken. Een klein clubje engineers ging in de Renault-fabriek in Dieppe aan de slag.
Eerst werd de zescilinder uit de Renault 30 overwogen, maar die was te zwaar en te complex. Een viercilinder met turbo mocht geen al te grote inhoud hebben, want dan zou hij volgens de rallyreglementen in een te hoge klasse vallen waar Renault geen kans maakte. Dus werd het de vertrouwde 1.397 cc viercilinder uit de Renault 5 Alpine, maar dan met een turbo erop geschroefd.
Rallykanon
De 5 Turbo maakte zijn intentie als rallykanon waar door meteen bij zijn introductie de rally van Monte Carlo te winnen. Helaas waren de successen maar van korte duur, omdat al snel de Groep B exoten met enorme vermogens en vierwielaandrijving de dienst kwamen uitmaken.
In al die rally's zijn er heel wat 5 Turbootjes gesneuveld. Wie nu een gaaf exemplaar heeft, mag zich gelukkig prijzen. De Turbo van de eerste generatie (1980-1982) is exclusiever door de aluminium carrosseriedelen en het specifieke Turbo-dahsboard. De later Turbo 2 (tot 1986) had geen aluminium plaatdelen en het standaard dashboard.
Schatplichtig
De Clio V6 (2001-2005) is onmiskenbaar schatplichtig aan zijn voorganger. Het concept is hetzelfde: motor achter de stoelen en achterwielaandrijving. In de Clio echter geen viercilinder turbomotor, maar een 3 liter V6. Die is met 230 pk (255 pk voor de Phase II) en 300 Nm een stuk potenter dan de 5 Turbo.
Door het hoge vermogen van de Clio in combinatie met de korte wielbasis heeft ook de goede stuurman er een handvol aan als het op de limiet gaat. Als de achterkant om komt, dan komt ie ook echt helemaal.
Dat leidde ertoe dat bij de facelift in 2003 naar de Phase II niet alleen de neus een opfrisser kreeg, conform de reguliere Clio-uitvoeringen, maar dat ook de wielophanging grondig werd herzien en de motor ietsje werd opgepept.
Belangrijkste is dat Renault de productie van de Phase II terug in eigen huis nam, in Dieppe. De Phase I werd gebouwd bij Tom Walkinshaw Racing. De reputatie van Walkinshaw in de racewereld was al niet best, in dat werd weerspiegeld in de matige bouwkwaliteit van de Phase I Clio's.
Verzamelaars kijken dus altijd uit naar een Phase II. Want een verzamelaarsobject is de Clio V6 zeker, net als zijn voorganger.
Bekijk hier de twee sportieve Renaults met het hart op de juiste plaats, gebroederlijk bijeen tijdens Concours d'Elegance Paleis Het Loo: